tijdenboek --> complete tekst getijdenboek
getijdenboek
het verhaal



schoenen

voor Tineke en Renske

Toen zijn twee dochters nog klein waren was hem eigenlijk nooit iets opgevallen. Ze groeiden op zoals kleine meisjes opgroeien. Pas veel later realiseerde hij zich dat bij alle herinneringen schoenen in het beeld waren. Kleine kinderschoentjes die overal in huis rondzwierven. Altijd in enkelvoud en altijd een beetje verscholen, achter een tafelpoot of net onder een kast. Zo dat je er niet over viel, maar je zag ze wel.

De beide meisjes liepen in huis altijd op sokken. Hij kon zich in ieder geval geen situatie herinneren waarin een van beide schoenen aan had. Altijd kousen of sokken met een patroon van beestjes of Disneyfiguurtjes. Als ze naar buiten gingen hadden ze natuurlijk wel iets van schoenen of laarzen aan. Maar waar die dan vandaan kwamen wist hij niet. Niet die schoenen die rondslingerden, want dan hadden ze altijd tenminste een schoen moeten zoeken. Hij had ze nooit naar schoenen zien zoeken. De schoenen die nodig waren, waren er gewoon.

Toen de zusjes groter werden groeide hun wereld mee. Ze gingen naar de lagere en later naar de middelbare school. Ze fietsten naar de binnenstad om te winkelen, of naar vriendinnen elders in de stad. De verspreiding van hun schoenen hield gelijke tred met de uitbreiding van hun wereld. Hij merkte dat de ze veel meer schoenen lieten rondslingeren dan hij eerst dacht. Aanvankelijk vond hij de schoenen in huis. In de zomer heel soms een schoen in de tuin of schuur. Maar later vond hij ook schoenen in de omliggende wijken en ook in de binnenstad langs de grachten.

In het begin stopte hij nog voor zo'n schoen en nam hem mee naar huis. Maar waar laat je een schoen als je niet weet of de andere in huis is. Bovendien vond hij gaandeweg steeds meer van die schoenen. Het kwam op den duur zo vaak voor dat hij tenslotte, langsfietsend alleen nog signaleerde dat het een schoen van een van zijn dochters was. Dat wist hij zeker. Niet alleen herkende hij de stijl van de schoenen. Ook als hij vragen daarover aan zijn dochters stelde bleek alle keren dat het een schoen van een van hen was. Vaak konden ze ook aangeven waar de schoen was gekocht en of ze dat met hun moeder hadden gedaan, alleen of met een vriendin. Kortom geen ruimte voor twijfel, schoenen van een van zijn dochters.

En nu zijn zij groot en volwassen. De een heeft een of andere onderzoeksbaan op het gebied van biologie. Ze heeft hem nooit precies kunnen uitleggen wat ze onderzoekt, maar het heeft met kleine beestjes te maken en je moet er de hele wereld voor afreizen. De ander zwerft gewoon. Hoe ze aan het geld komt is hem onbekend maar steeds als hij haar ziet heeft ze weer een verre reis gemaakt. Ze komen bij hem als volwassen vrouwen in hun ouderlijk huis. Lopen op sokken en laten hun schoenen weer als vanouds slingeren. Intussen vertellen ze hun verhalen.

Hij luistert naar ze. Geniet van hun aanwezigheid en hun verhalen en

verbaast zich over de schoe-
nen die wel in het leven en
ook op de foto's voorkomen,
maar nooit in de verhalen.
Waar die schoenen vandaan
komen en waarom ze daar
liggen blijft raadselachtig,
eens temeer daar zijn doch-
ters zich volstrekt niet bewust
zijn van het verschijnsel. Zij
zijn vrouwen die de hele we-
reld rond reizen en overal
laten ze hun schoenen slin-
geren. Als hij ze vraagt waar-
om op al die foto's van India
hun schoenen liggen dan kij-
ken ze niet begrijpend naar
hem.

Hij stelt zichzelf en zijn dochters steeds minder vragen over hun schoenen. Kennelijk zijn die schoenen een substantieel onderdeel van alles in hun wereld. Hoewel hij een maand geleden wel even opkeek. Op televisie op het nieuws ging het over problemen op Antarctica. De bijbehorende beelden lieten een gletsjer zien. In de zijkant van het beeld zag hij een schoen liggen. Wat doen die meiden in godsnaam op Antarctica.


Delft, 1994